Roodkapje en de laffe wolf

Vrolijk neuriënd loopt ze onder de hoge bomen. Al tientallen keren heeft het meisje het lange pad naar haar oma afgelegd. Afgelopen winter was het er zo kaal, maar nu kijkt ze vol bewondering naar links en rechts, naar boven en naar beneden. Alles is zo mooi, zo vol groen lover en bloemetjes.


Kijk daar eens: leuke paarse bloemetjes. Die ga ik voor oma plukken. Dat vindt ze vast heel leuk. Hert meisje loopt het bos verder in en plukt de bloemen en legt ze op haar mandje. Oh, kijk, daar nog meer. Nu rode bloempjes. Die moeten er ook bij, denkt ze.
In het struikgewas ligt een groot beest te rusten. Als het dier wat hoort kijkt het op en ziet het meisje.
Verdorie het is weer die meid met dat rode kapje, constateert het beest. Elke keer als ze hier door het bos loopt, heeft ze een mand met lekkere spullen bij zich. Ik zal d’r eens flink de stuipen op het lijf jagen. Die mand wordt van mij.
Met een grote sprong staat hij plots voor het kind, maar tot zijn verbazing schrikt het meisje helemaal niet. Ze zegt: ‘Goh, wat ben jij een mooie, grote hond. Mag ik je aaien?’

Bruut antwoord het beest: ‘Ik ben inderdaad een grote, mooie hond. Beter gezegd: ik ben een grote, boze wolf en ik wil je mandje hebben.’
‘Ben je helemaal gek. Afblijven. Hier die mand.’l
Maar de wolf laat zich niet kennen. Hij voelt zich sterk, dus wil hij de mand lostrekken.
Ineens krijgt hij keiharde schoppen in zijn buikstreek. Van schrik en pijn laat hij los, maar dan wordt hij links en rechts met de mand om de oren geslagen.
‘Au, woef, aaaah.’ En zonder nog verder aan te dringen, vlucht het beest weg.
Maar de wolf denkt bij zichzelf: ze gaat natuurlijk weer naar die oude vrouw verderop. Ik zal haar daar eens goed te grazen nemen. Denkt ze soms dat ze mij, de koning van het bos, te slim af kan zijn? Geen denken aan. Ik ben niet bang. Ik vreet die vrouw en haarzelf gewoon op.

Als Roodkapje de hut binnenkomt, ligt het beest al vergenoegd uit te buiken in het bed van de oude vrouw, maar dat duurt niet lang. Het meisje ziet dat hij de wolf uit het bos is en begint weer te meppen.
‘Au, woef, aaaah. Hou op alsjeblieft.’ Als een klein kind duikt hij in elkaar en laat zich uit bed rollen om de klappen te vermijden. ‘Niet doen, niet doen,’ roept hij smekend.
Maar Roodkapje blijft doorgaan en als ze merkt dat haar oma is opgevreten, dreigt ze met het opensnijden van zijn buik.
‘Genade, lief meisje. Ik zal het nooit meer doen.’
Heel gedwee stemt het zogenaamde grote, stoere beest ermee in, dat Roodkapje hem omgekeerd aan een balk ophangt, waarna ze haar oma vot uit zijn buik ziet glijden.

Als ze de wolf lossnijdt, vlucht het beest de bossen in om zich nooit meer aan Roodkapje te laten zien.

22-08-2015