De doktersverklaring
Er kwam een man bij de dokter, ging zitten en zei: ‘Goedendag meneer.'
‘Ook een goede morgen. Wie bent u? Ik ken u niet.’
‘Klopt. Ik ben nog nooit bij u geweest. Mijn naam is Jan Reutssen met dubbel s, geloof ik.’
‘Wat kan ik voor u doen, mijnheer Reutssen met dubbel s?’
‘Dat weet ik niet. Ik neem aan dat u het weet.’
‘Wat zijn uw klachten?’
‘Klachten? … Oh ja, mijn energierekening is weer eens verhoogd met dertig euro per maand. Hoe kan dat nou?’
‘Dat moet u niet aan mij vragen, mijnheer Reutssen. Ik ben huisarts, geen energiemaatschappij. Ik bedoelde, wat zijn uw lichamelijke klachten?‘
‘Ik heb geen lichamelijke klachten, dokter. Ik ben kerngezond.’
‘Waarom komt u dan bij mij op spreekuur?’
‘Tja, dat weet ik eigenlijk niet.’
Er viel een lange stilte waarin Jan Reutssen vaag naar de arts staarde en de arts de ander onderzoekend bleef aankijken.
‘Wat vroeg u ook al weer?’ reageerde hij na een poosje.
‘Waarom u bij mij gekomen bent.’
‘Ja, waarvoor eigenlijk? Ik weet het niet meer. Even spieken, dokter.’
Nadat er een verfrommeld briefje uit zijn binnenzak werd gehaald, sprak de man: ‘Oh ja, Ik wil graag een verklaring van u.’
‘Waarvoor wilt u een verklaring?’
‘Oh jeetje, dat ben ik ook vergeten. Even nadenken …, oh ja, ik heb vroeger een zware hersenschudding gehad en nu werken ze niet zo goed meer.’
‘Maar dan moet u geen verklaring hebben, beste man. U moet onderzocht worden.’
‘Nee, nee, dokter. Ik wil geen behandeling, ik wil een verklaring.
‘Maar waarom wilt u persee een verklaring
Triomfantelijk riep de patiënt: ‘Dat weet ik! Ik ben de laatste tijd nogal vergeetachtig en verward.’
‘Maar meneer Reutssen, ik kan u daarvoor echt geen verklaring geven. Ik zal u een verwijsbriefje geven voor het ziekenhuis. Daar kunnen ze uw hersenen scannen op beschadigingen.’
‘Geven ze me daar dan een verklaring dat mijn hersens niet meer goed functioneren?’
‘Ik denk het niet, maar misschien kunnen ze er daar wat aan doen.’
De man sloeg met zijn vuist op het bureau en riep: ‘Ik moet een verklaring hebben! Nu!’
‘Maar waarom die verklaring toch? Dat lost uw problemen echt niet op.’
‘Natuurlijk wel, dokter. Ik ga binnenkort waarschijnlijk mijn vrouw vermoorden.’
‘Wat zegt u nu? U gaat uw vrouw vermoorden? Maar dat meent u toch niet?’
‘Wat meen ik niet, dokter?’
‘Uw vrouw vermoorden.’
‘Heb ik dat gezegd?’
‘Jazeker, dat zei u zojuist.’
‘Oh ja, da’s waar ook. Ik droom elke nacht dat ik mijn vrouw wil vermoorden en steeds komt er iets tussen. Als het ooit echt gebeurt, ik bedoel dat ik mijn vrouw vermoord, dan kan ik die verklaring aan de rechter overleggen en dan wordt ik gewoon vrijgesproken, wegens mijn hersenbeschadiging. Begrijpt u, dokter?’
Met een kleine, slimme glimlach keek hij de arts vragend aan.
‘Mijnheer Reutssen, volgens mij simuleert u uw geestelijke problemen. U krijgt van mij géén verklaring. Ik stuur u naar een psychiater.’
‘Daar ben ik al geweest, dokter, maar die wilde ook geen verklaring geven.’
‘Logisch, u liegt en bedriegt. Ik ga uw vrouw waarschuwen.’
Woest stond de man op en riep: ‘Dat mag helemaal niet. U hebt een beroepsgeheim, weet u wel.’
Terwijl hij boos naar de deur liep, riep de dokter hem na: ‘Als er ooit iets met uw vrouw gebeurt, mijnheer Reutssen, zal ik bij de rechtbank getuigen.’
‘Oh, da’s fijn. Bedankt dokter.’
‘Tégen u, mijnheer Reutssen.’
Met een harde dreun werd de deur dichtgesmeten.
22-06-2015