Drugsproblemen

De vroege ochtendstralen twinkelen door de struiken. Het lijkt een mooie dag te worden, maar niet voor Marcel. Marcel heeft zich verstopt in het strukgewas en wacht op de eerstkomende trein.

Het is shit met zijn leven. Het was begonnen met een dolletje in het studentenhuis, maar geleidelijk aan werden er steeds meer drugs gebruikt. De laatste tijd moest hij van alles bedenken om aan zijn dagelijkse portie te komen. De knaap zag geen uitweg meer, was neerslachtig, durfde zelfs de straat niet meer op, of een winkel binnenstappen. Terwijl hij vroeger altijd opgewekt was, veel vrienden had en met studie en sport goed kon meekomen.

Volgens zijn informatie komt de trein over tien minuten langsdenderen. Dan zal hij over het hek klimmen en de spoorbaan oprennen.
Op zijn studentenkamer heeft de knaap een briefje neergelegd voor zijn moeder: ‘Sorry, mam. Het gaat niet meer. Het ligt niet aan jullie. Jij was de beste moeder die ik kon wensen. Ik heb het zelf verpest. Het gaat jullie goed.
Nog vijf minuten. Misschien dat ik alvast over het hek klim, bedenkt hij. Dan ben ik niet te laat.
Als de jongen aanstalten maakt om zijn plan uit te voeren, hoort hij een mannenstem schreeuwen: ‘Hela, wat moet dat daar?’
Snel probeert Marcel over de omheining te klauteren, maar blijft met zijn broek ergens aan vastzitten.
De man komt aansnellen, grijpt hem beet en trekt hem terug het weiland in. ‘Wat was je van plan, idioot?’
Marcel begint te trillen en te huilen als een kind.
‘Geef me het telefoonnummer van je ouders.’

Een halfuurtje later komt zijn moeder haar zoon ophalen. Thuis krijgt Marcel te horen dat hij onder behandeling moet om af te kicken, lid dient te worden van een vereniging van verlegen mensen en weer thuis moet komen wonen.
Zijn studentenleven is exit.

 
05-09-2014