Gepest

De zon schijnt blijmoedig over het fraaie landschap, maar het op de dijk fietsende meisje merkt het niet. Ze heeft geen vreugde in haar hart. Ook het proefwerk Frans dat ze deze middag goed gemaakt heeft, geeft haar weinig blijdschap. Op haar rapport had ze de laatste keer een zes voor Frans, maar dat was ver beneden haar niveau. Meestal heeft ze achten en negens, en soms zelfs een tien. Dus een goed proefwerk is voor haar normaal.

Nee, ze is verdrietig omdat die akelige Adriaan haar weer had uitgescholden. Nu voor vet varken. Maar ze was toch niet dik? Ze heeft zelfs wel een aardig figuurtje, vindt ze zelf.
Maar waarom doet hij dat toch altijd? En wat kan ze daar tegen doen?
Ze probeert hem altijd al zoveel mogelijk te ontlopen, maar dat lukt niet erg, want hij zoekt haar steeds weer op. Zou ze aan de leraar doorgeven dat ze steeds gepest wordt. Dat helpt natuurlijk niet, want dan wordt ze voor kinderachtig uitgemaakt. Ze kan ook flink aan de lijn gaan doen, waardoor ze zo mager als een spriet wordt. Maar dan gaat hij natuurlijk andere scheldwoorden gebruiken. Of zal ze hem eens een stevige trap tussen zijn benen geven?
Dat laatste lijkt haar wel wat. Dan houdt hij er misschien mee op, of ze krijgt flinke klappen en dan kan ze daarmee wèl naar de leraar.
Nu Sylvia zo over de dijk rijdt, bedenkt ze dat ze ook de rivier in kan fietsen, dan is alles afgelopen. Maar dat zal ook niets helpen. Daar kan ze te goed voor zwemmen.

Ineens hoort ze een andere fietser naderen. Verdorie, het is weer die nare Adriaan.
Als hij haar passeert, hoort ze hem roepen: Hé, Betsie Turf, zal je niet van je fiets afvallen met die dikke kont van je? Hahaha’
Als hij tien meter verder is draait hij zich om en roept nog: ‘Niet te veel oliebollen eten, hoor. Hahaha.’ Hij steekt zijn middelvinger omhoog.
Maar dat had hij beter niet moeten doen, want meteen maakt hij een slinger met zijn stuur en het volgende moment racet Adriaan de dijk af, pardoes de rivier in.

’Help, help!’, hoort Silvia hem nog roepen, waarna hij in het water verdwijnt.
Net goed, denkt ze. Laat hem maar lekker dobberen.
Maar dan hoort ze weer roepen ‘Help! Ik kan niet zwemmen.’
Haar eerste gedachte is om niets te doen, dan is ze voorgoed van die vervelende kwal verlost. Maar nee, dat kan niet, dat mag niet. dat moet niet, denkt ze in een flits.
Ze rent naar beneden en duikt de rivier in.
Even later zitten ze naast elkaar aan de oever na te hijgen.
‘Dank je, Sylvia. Zonder jou was ik vast verdronken. Ik zal je nooit meer plagen, hoor.’
‘Fijn te horen. Maar waarom scheld je me altijd uit? Ik ben toch niet zo dik?’
‘Nee, hoor. Maar ik wist niks beters te bedenken om je dwars te zitten.’
‘Maar waarom dan toch?’
‘Ik geloof dat ik jaloers op je ben. Je bent de beste van de klas. Je hebt veel vriendjes en vriendinnetjes en je ziet er eigenlijk best leuk uit. Maar ik zal het echt nooit meer doen, hoor. Het spijt me, Sylvia.’
‘Oké! Afgesproken. Geef me dan maar een stevige, natte knuffel. Dan hoef ik je nooit meer te ontlopen.’

30-12-2015