Het opgerolde lijk

Inspecteur Vrommel en zijn assistent zagen door het vensterraam een oud stelletje aan tafel zitten. Het leek alsof ze gezellig met elkaar aan het keuvelen waren.
'Dit lijken me geen moordenaars, denk je ook niet, Flinky?' vraagt Vrommel aan zijn assistent.
‘Weet niet. Eerst vragen, baas.’
‘Je hebt gelijk. Kom we gaan het onderzoeken.’
Binnen legde Vrommel uit waarvoor ze kwamen. ‘We hebben namelijk een telefonische melding ontvangen dat hier in huis een lijk ligt.’
De vrouw trok wit weg, terwijl de man stamelde: ‘Dat kan toch niet? Hier in huis is geen dode, hoor.’
‘Meestal is het inderdaad flauwekul, maar we willen toch even het huis doorzoeken.’

Nadat ze de woning grondig hadden doorzocht, kwamen ze onverrichter zake weer beneden.
‘Alles is in orde, hoor. We gaan weer. Goedendag.’
In de gang trok Flinky aan de kastdeur waar met grote letters Garderobe op stond. Tot schrik van iedereen viel plots een opgerolde vloermat uit de kast.
‘Sorry, ging per ongeluk,’ reageerde Flinky ontsteld en met veel moeite zette hij de mat weer omhoog.
Sorry, ging per ongeluk,’ reageerde Flinky ontsteld en met veel moeite zette hij de mat weer omhoog.
‘Stop!’ riep Vrommel. ‘Leg neer die rol.’
Nadat de mat was uitgerold, lag daar een dood meisje voor hun voeten.
De vrouw viel nu in katzwijm, terwijl de man bibberde als een rietje.
‘U begrijp wel, dat ik u beiden moet meenemen naar het bureau.’ Vervolgens prevelde hij iets over wettelijke regels en recht om te zwijgen.

Op het politiebureau werden de oudjes verhoord, maar er kwam weinig zinnigs uit hun monden.
Na enige tijd kwam de oude baas wat tot bezinning. ‘Wie heeft het eigenlijk gemeld?’ vroeg hij.
'Weten we niet. Het was anoniem.’
‘Was het een man of een vrouw?
’Het was een vrouw.’
‘Is de melding ook opgenomen?’
‘Jazeker.’
‘Mag ik het eens horen?’
‘Oké, we gaan het beluisteren.’

Even later zit iedereen gespannen bij de opnameapparatuur om te luisteren naar de melding.
Ineens schiet het baasje overeind. ‘Ik weet wie het is. Ze heeft haar stem verdraaid, maar ik hoor het aan haar accent,’ roept hij op heftige toon. ‘Het is onze schoonmaakster.’
‘En waar woont die mevrouw?’ vraagt Vrommel.
‘Weet ik niet. Het is een Poolse. Is via een kennis bij ons gekomen. Maar daar weet ik wel het adres van,’ roept de man opgetogen.
‘Mooi zo. Wij gaan op onderzoek uit. Iemand van ons kantoor zal u weer naar huis brengen, maar u moet zich wel beschikbaar houden voor het onderzoek. U mag het land niet verlaten.’
‘Waren we niet van plan, meneer,’ was het opgeluchte antwoord. Ze hoefden tot hun geluk dus niet de bak in.

 
05-02-2022